Transport van een veroordeelde
Op 19 augustus 1724 kreeg het Gilde van Heumen, en dat van Malden, vanuit het kasteel de opdracht om de beruchte Giel Jan Galmoes te vervoeren naar het gerecht in Kranenburg. In de jaren hiervoor had Galmoes in de omgeving meerdere mishandelingen en verkrachtingen gepleegd, en ontsnapte hij uit de handen van de Heumense Baljuw. Voor dit alles gebeurde moeten we 35 jaar terug naar het, nu Belgische, polderdorp Oosterweel.
In dit dorp, vlakbij Antwerpen, werd hij als “Guilmus Galmoes” op 2 januari 1689 gedoopt. Als zoon van handwerker Martinus Galmoes en Maria Poortmans.[1] Op 8-jarige leeftijd verloor hij zijn moeder, evenals twee van zijn zussen. Enkele jaren later was ook zijn vader er niet meer. Op het moment dat zijn vader stierf, begon Giel Jan mogelijk rond te zwerven in de Noordelijke provincies in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tussen 1704 en 1722 verbleef hij bij verschillende adressen onder andere in Hatert, Wijchen, Winssen, Heumen, en Malden.[2]
Enkele jaren nadat hij in het hertogdom Gelre aankwam, in 1707, begon hij met het stelen van zakken rogge, kleren, en zilveren knopen. Maar al deze acties hadden hetzelfde patroon. Hij vroeg de Wijchense Wolter Jansen of hij daar onderdak kon krijgen, maar in de vroege ochtenduren verdween Galmoes en stal hij de spullen van Jansen.[3] In Winssen hetzelfde verhaal bij het echtpaar Jacob Melsen en Gertruijt Reijnen. Hij verbleef bij het echtpaar en hun kinderen en stal in de ochtend een hemdrok met zilveren knopen, een paar schoenen, en kousen. Dit keer ging de zoon van Jacob hem achterna, die hem uiteindelijk in Malden wist te pakken.[4]
Het was even rustig, en tien jaar ging voorbij en ondertussen kwam Giel Jan aan in Pruisen. Hier was het in 1721 meerdere malen raak. In Hassum verbleef hij bij Peter in de Rutuijt. Daar hielp hij mee met wat klusjes. In die tijd ging hij samen met het 12-jarige dochtertje vlas halen rond een uur of vier ’s middags. Hij dwong het meisje toen om mee te gaan, omdat hij haar anders met een stok zou slaan. Hij nam het meisje mee naar Keppeln, in de schuur van ene “Jan bij de Kerk”. Hierna bracht hij haar mee naar het Duitse Sonsbeck en nam het meisje in de avond weer “tot zich”.[5] Bij het Molenaarshuis tussen Kervendonck en kasteel Wissen, gelegen in het bos, zou hij de handen van het meisje kruislings gebonden hebben en met zijn achterste op haar rug hebben gezeten en gedreigd haar hals door te snijden. Toen hij de vader en twee broers van het meisje in de verte zag, die waren gekomen om haar te bevrijden, wist hij te vluchtten.[6]
Het jaar daarna was het raak bij het dochtertje van Willem de Graaf. Galmoes verbleef daar een paar nachten en vroeg het 11-jarige meisje om met hem een vogelnestje te zoeken op hun hoeve. Hier smeet hij haar op de grond, en mishandelde en verkrachtte haar.[7] Hij vertrok toen snel weer naar de Republiek en kwam terecht in Appeltern. Bij ene Hendrik Vink stal hij, samen met een soldaat die gestationeerd was in Nijmegen, verschillende kledingstukken en verkocht deze in Wijchen.
In april 1723 gingen de molenaarsdochters Hendrina en Geertruijd Klaassen uit Groesbeek wat broden, lint, en zeep in Mook kopen. Op de terugweg naar hun ouders kwam Giel Jan hen achterna en begon met ze te praten. Hij liep met hen mee tot ze bij de Mookse heide kwamen en smeet de twee meisje op de grond. Hij begon de oudste te slaan met een stok en heeft de jongste met een pin “omtrent het sondement” gestoken en alles afgenomen. Het jongste meisje wist te ontsnappen en rende naar haar moeder. De moeder ging zoeken en vond haar oudste dochter, die zij op haar rug naar huis droeg. Hun broer, Celis, kwam er ook aan. Hij vertelde de schepenen later dat zijn moeder dacht dat haar oudste dochter dood was.[8]
Op 27 september 1723 was er een vrouw op de heide tussen Mook en Nijmegen aangerand en mishandeld door een onbekend persoon. Enige Mookse kerels gingen de dader achterna, maar tevergeefs. Op dezelfde dag kwamen de twee knechten van de hovenier van het Heumense kasteel, 26-jarige Gerrit van Leijen en 22-jarige Jan Luttick, Giel Jan Galmoes tegen. Zij spraken hem aan en streden het wanbedrijf aan, maar Giel Jan ontkende het feit in zoverre dat hij het aandurfde om naar het slachtoffer te gaan om het te bewijzen. Uit nieuwsgierigheid gingen de knechten mee en gingen ze naar het huis van de schepen Jan Robberts. Later bleken de Heumenaren Hendrick Janssen en Jan van Dijk, van 56 en 50 jaar, ook mee te zijn gegaan. De vrouw bevestigde dat Giel Jan de dader was, waarna de hoveniersknechten vroegen of de schepenen van Mook hem daar wilde houden, wat ze deden. Ze hielde Giel Jan van 27 september tot 8 oktober gedetineerd in Mook.Op 1 oktober besloten de schepenen van Mook, Jan Robberts en Bartelt Motman, naar het kasteel in Heumen te gaan om de gevangene te tonen aan de Heer en Vrouwe met bijvoeging dat volgens hen het feit op de jurisdictie van Malden gebeurt zou zijn. Het kasteel wilde de zaak alleen niet overnemen.[9]
Zeven dagen later namen de gerechten van Mook het heft in eigen handen en zetten ze, met enige manschappen, de gevangene op een kar met een slot om zijn benen. Samen met een brief van de Heer van Driesbergen, jurisdictie van Mook, waarin stond dat het gericht van Heumen de gevangene op moest nemen werd hij voor de deur van richter Roelof Mos gezet. Toen Mos dit zag, vervoerde de rode roede, een soort bewaker, samen met de voerman Galmoes weer terug naar Mook.
Diezelfde avond zetten de inwoners van Mook de gevangene weer op de kar. Ze zetten de gevangene eerst bij het huis van de rode roede, die hem niet wilde, daarna bij den Dijk, en laatstelijk in het dorp bij de herberg van Willem Hendrix. Ze klopten tweemaal op de deur van de richter, maar niemand deed open en de vrouw van de richter vertelde dat ze er niks mee te maken had.[10] De knecht van Bartelt Mothman en de knecht van Thomas van de Poel om sloegen met een houweel de sloten kapot en legden de sleutel voor de deur.[11] Diezelfde avond ontsnapte Galmoes.
Over die avond wisten de herbergier en zijn vrouw, Elisabeth van Gennep, nog het een en ander te vertellen. Ze zagen namelijk niet alleen Giel Jan op de kar, maar ook een groot deel volk van Mook. De richter overlegde met de Heer en Vrouw van Heumen, en verklaarde dat zij Galmoes niet in hechtenis wilde nemen omdat ze hem in Mook al enige tijd vasthielden en het dus niet verplicht zijn. ’s Avonds zag de herbergier dat de richtersbode van Mook, Peter Vos, Galmoes terugbracht naar Heumen en op een kar zette en hem alleen liet.[12]
Nadat hij is ontsnapt, vluchtte hij naar het huidige Duitsland, waar hij wederom mensen mishandelde en spullen stal. Op 10 juli was Galmoes bij de Molenpoort in Goch. Hier mishandelde hij een meisje van 16 en een van 7 jaar en stal hij hun spullen.
In februari 1724 was hij weer in het Duitse gebied, bij het klooster Mariaboom. Hier mishandelde hij een meisje van 12 en een jongen van 8. Het is niet bekend hoe Galmoes in de gevangenis van Heumen terechtkwam. Wanneer weten we wel, namelijk op maandag 19 juni 1724. Hier hield een boerenwacht (mogelijk gildebroeders), van twee man hem in de gaten. Hans Hendricks, de rode roede ofwel baljuw van Heumen, sloot hem op. In de gevangenis bekende hij de eerder benoemde feiten.[13]
Het gericht van Kleef wilde Galmoes ook ondervragen. Dit leidde uiteindelijk tot een lijst van manschappen van de Gildes van Heumen en Malden. Zij zouden voor tien goudstukken Galmoes vervoeren naar Kranenburg op 19 augustus 1724, gewapend met een geladen snaphaan.[14]
Rond die tijd werd hij psychisch geëvalueerd en de personen die hem tussen 1707-1722 onderdak boden, moesten verklaren hoe zij hem ervaarde. Allen verklaarden dat zij hem zagen als iemand die goed verstand had.[15]
Het einde kwam voor Galmoes ook in zicht en op de gerichtsdag van 25 september 1724 kwam het beslissende vonnis. De “beclaagde sal gebragt worden […] aan een Galgh gehangen en met de coorde gestraft worden datter de Doot naer volgt, en dat hij aldaar ten afschrik en Exempel van anderen in een ijseren Kettingh sal blijven hangen”.[16] Het is onduidelijk op welke plek dit gebeurde. Vroeger gebeurde dit mogelijk op de Galberg in Heumen, maar deze was in 1724 niet meer in bezit van het huis van Heumen. Het kan natuurlijk alsnog als plek gediend hebben voor het hangen van de gevangene. Mogelijk was de huidige Bulberg de plek waar de beul van Heumen de gevangene executeerde, maar deze berg zou de naam ook te danken kunnen hebben aan de beulenpees, ofwel het geslachtsdeel van een stier. Wel weten we dat Giel Jan Galmoes op een leeftijd van 35 jaar aan de galg is gehangen. Dit vonnis laat zien dat het Gilde in de 18e eeuw niet alleen een ‘begrafenisgilde’ was, maar zich ook mengde in de judiciële taak van de heerlijkheid.
[1] Volgens de volkstelling van 1693 was zijn vader geboren rond 1653 en zijn moeder rond 1658. Het gezin bestond uit Joannes (9-10-1682), Martinus (17-9-1685), Anna (12-11-1687 / 6-12-1687), Giel Jan zelf, en Elisabeta (13-11-1693 / 20-12-1698).
[2] Rond 1704 en 1709 sliep hij bij Aart Jansen de Senger en Maria Gerrits in Hatert. In 1714 sliep hij bij Willem Willems van Lendt en Maria Willems in Heumen en in 1718 sliep hij bij Kersten Cluijs op de bouwhoeve de Cluijs in Malden. Uiteindelijk sliep hij in 1722 nog bij Derck Jansen en Gulicken Geurts in Heumen.
[3] Gelders Archief, 0163 ORA Heumen, Malden en Beek, 20, Scan 141.
[4] Scan 69.
[5] Scan 233.
[6] Scan 237.
[7] Scan 139.
[8] Scan 137, 197, 239.
[9] Scan 41.
[10] Scan 53.
[11] Scan 187.
[12] Scan 61, plus verklaringen van Jan Frelinghuijs en Reijnier Toelaar.
[13] Scan 249 en 250.
[14] Scan 231.
[15] Scan 177-178.
[16] Scan 6.